Diagnose en behandeling
De diagnose van sepsis wordt gesteld met behulp van een bloedkweek of huidstans met stollingsonderzoek. Het afgenomen bloed wordt gekweekt op bacteriën en onderzocht op de aanwezigheid van ontstekingseiwitten. Wanneer de conditie van de patiënt dit toelaat, wordt ook een lumbaalpunctie gedaan om te bepalen of er naast sepsis ook sprake is van meningitis.
Omdat sepsis een snel ziekteverloop kent en de situatie van de patiënt vaak al wel kan worden ingeschat, wordt de uitslag van het bloedonderzoek niet afgewacht en start men direct met de behandeling. Dat gebeurt in de regel op de intensive care (IC) en vaak worden patiënten in een kunstmatige coma gebracht.
Bij die behandeling wordt in ieder geval een aantal lichaamsfuncties (ademhaling, bloeddruk, hartslag, zuurstofopname) bewaakt en waar nodig ondersteund. De bacterie wordt bestreden met antibiotica; een proces dat enkele dagen tijd nodig heeft.
De eerste achtenveertig uur van de behandeling zijn cruciaal; overleeft de patiënt de ziekte, of niet? Dit wordt de acute fase genoemd. Na de acute fase volgt de subacute fase (48-72 uur), waarin meestal meer duidelijkheid komt over het verloop van de ziekte.
Zowel de acute fase als de subacute fase kunnen langer duren als hier omschreven.
In sommige gevallen van meningokokken sepsis richt de bacterie zoveel schade aan, dat de patiënt na de acute en subacute fase toch nog overlijdt.